Hoefslag #14 2023
Toen ik mijn eerste rijlessen nam, was de belangrijkste opgave dat het paard moest “nageven”. Voorheen hadden wij vooral door de duinen gecrosst en het begrip nageeflijkheid was ons geheel vreemd. Al snel werd ons in de les uitgelegd dat een paard dat zijn hoofd naar beneden hield “goed” was, en een sterrekijker fout. Hoe dat “nageven” in zijn werk ging, wat het precies inhield en waar het voor diende, was voor ons een raadsel. Als zijn hoofd maar omlaag ging…
Inmiddels ben ik veertig jaar verder en hopelijk ook (paarden-)wijzer. Ik heb inderdaad ervaren dat nageeflijkheid het allerbelangrijkste is bij het paardrijden en weet nu ook wat het inhoudt: het is meer dan “hoofd omlaag”. Maar net als ik zelf veertig jaar geleden, zie ik dat bij veel ruiters de kennis ontbreekt over dat moeilijk definieerbare begrip. Het gevolg is dat nageeflijkheid nog vaak alleen gezien wordt als een bepaalde hoofdhouding, al of niet afgedwongen, die los staat van het gebruik van de rest van het paardenlichaam.
Als je gewicht op een paardenrug legt zal de rug een paar centimeter zakken. Om het ruitergewicht te kunnen dragen moet een paard die daling opheffen door gebruik te maken van laaggelegen spieren. De ruiter zal het paard moeten helpen om tot dragen te komen, door drijvende hulpen te geven en die op te vangen met zachte hand aan een ophoudende teugel. Als het paard zijn rug op een ontspannen manier welft en daarmee de ruiter draagt, zal het paard als gevolg daarvan een prettige, nageeflijke verbinding met de ruiterhand nemen. Hij laat je veren in het zadel!
Losvaste verbinding Omgekeerd geldt dat als je het hoofd van het paard naar beneden dwingt, door een slof of een scherp bit, de rest van het paardenlichaam niet zal volgen. Het paard blijft dus met een holle rug lopen en een hoog kruis. De verbinding tussen de rug-hals en het hoofd wordt bij de nek-kaak verbroken. Het gevolg is een losvaste verbinding met de teugel die ten onrechte door de ruiter als prettig wordt ervaren, maar van aanleuning is geen sprake meer. Daardoor ontstaat een foute hoofdhouding van het paard, die later erg moeilijk te herstellen is.
Sommige paardenliefhebbers verzetten zich terecht tegen het afdwingen van een lage hoofdhouding, maar slaan door in hun vermeende oplossing: teugelloos rijden. Zij rijden dan met een zogenaamde “neckrope”, een touw om de hals van het paard. Het gevolg is dat het paard niet tot dragen komt en met een holle rug, een relatief hoge hoofdhouding en een hoog kruis loopt. Daarmee worden spieren belast aan de bovenkant van het paard (lendenen) die daar niet geschikt voor zijn. Dat kan weer tot rugpijn van het paard leiden. Uitzonderingen vormen paarden met korte gespierde lendenen (bijvoorbeeld Haflingers) in combinatie met een niet-te-zware ruiter. Die kunnen rustig zonder teugel gereden worden, want hun rug is sterk genoeg om de ruiter te kunnen dragen. Voor warmbloedpaarden is deze manier van rijden ongeschikt.
Ik heb beelden gezien van paarden die zogenaamd paardvriendelijk met een neckrope gereden werden, met een weggedrukte rug, zwaaiende staart en oren in de nek. De ruiters waren ervan overtuigd dat ze het goede deden, terwijl iedereen zou kunnen zien dat het paard daar veel last van had. Daarom wil ik graag pleiten voor terughoudendheid bij het rijden zonder teugel.
Nageeflijkheid en aan de teugel gaan, zijn moeilijke begrippen en de uitvoering daarvan in het rijden al helemaal. Toch raad ik ruiters en instructeurs aan om daar meer aandacht aan te besteden. Vraag eens of je even mag aanvoelen bij ‘een erkend goed aan de teugel gaand paard’ hoe dit voelt! Het is de kern van het paardrijden, op welk niveau je ook rijdt. En als je dit een keer ècht gevoeld hebt, wil je nooit meer anders…