"Plaatje rijden"
- Henk Jan Vroom

- 6 dagen geleden
- 3 minuten om te lezen


Het hoogste doel in de dressuur is een paard dat de oefeningen vrijwillig doet vanuit ontspanning. Daarbij is het hele paardenlichaam "losgelaten", of anders gezegd “aangespannen vanuit ontspanning”. Alleen degene die op een werkelijk losgelaten paard heeft gezeten, en de ontspanning heeft ervaren, kan dat gevoel goed begrijpen, anders blijft het een abstract begrip. En daar zit hem nou precies de crux: omstanders kunnen wel wát zien, maar nooit volledig ervaren wat er onder de ruiter gebeurt.
Om de losgelatenheid (een lelijke verhaspeling van het Duits, maar beter dan “ontspanning”) te beoordelen hebben toeschouwers alleen hun zicht. Je kunt immers niet even je hand aan de teugel houden of op de rug, dus je moet vertrouwen op hetgeen je ziet. Vooral juryleden, maar ook instructeurs en publiek, beoordelen dus eigenlijk het plaatje in plaats van het werkelijke gaan van het paard. Om toch iets te kunnen zeggen over de mate van losgelatenheid, en de daaruit voortvloeiende takt, balans, ongedwongenheid en Geh Freude (oeps, nou doe ik het weer…) kijken we naar afgeleide symptomen. Een zwiepende staart, open mond of knikkend hoofd zijn duidelijke symptomen van spanning. Maar ook zonder deze symptomen kan het zo zijn dat een paard niet wérkelijk door het lichaam loopt, maar alleen optisch- met een vastgehouden rug en hals.
“Neusje naar voren” is het stokpaardje van veel juryleden, terwijl dat geen garantie is voor een fijn gaand paard. Integendeel, een paard kan in een harnas lopen met een vastgezette rug en toch de neus voor de loodlijn hebben. Maar ook het tegenovergestelde is mogelijk, een paard dat fijn over een verende rug loopt, maar met de neus toch iets achter de loodlijn. Dat laatste wordt hard afgestraft, terwijl de combinatie die in het frame loopt hoge punten scoort. Dat nodigt uit tot "Plaatje Rijden". Daarmee bedoel ik dat er net zo lang aan het paard gesleuteld wordt tot het plaatje er fraai uitziet, terwijl er onvoldoende aandacht is voor de basisvoorwaarden van een goed gaand paard. Even een tikje met de teugel en het hoofd gaat omhoog, dat soort correcties. Spiegels in de rijbaan kunnen een belangrijke hulp zijn om jezelf te corrigeren, maar te veel aandacht voor je spiegelbeeld kan er ook toe leiden dat de aandacht van de ruiter alleen naar het plaatje gaat en wordt afgeleid van het gevoel.
Ervaring met het gevoel is een voorwaarde
Hier ligt een taak voor de instructeur en het jurylid. Deze zouden in staat moeten zijn om door het plaatje heen te kijken en het paard te beoordelen op de werkelijke basisvoorwaarden van lichtheid en ongedwongenheid. Er zijn veel oefeningen, die een vergrootglas op deze rijkunstige aspecten leggen, zoals het naar de hand toe halthouden en achterwaarts gaan. Schijnbaar eenvoudig, maar in de praktijk alleen correct uitvoerbaar als het paard volledig aan de hulpen is. In de dressuurproef zijn dat hooguit een paar slechte onderdelen, die gemakkelijk gecompenseerd kunnen worden met hoge punten voor een spectaculaire middendraf. Voor een goede beoordeling van alle oefeningen uit een dressuurproef is een geoefend oog nodig, dat door het plaatje heen kijkt en een instructeur die aanwijzingen kan geven om de “onzichtbare” fouten te corrigeren. Daarom pleit ik ervoor dat juryleden en instructeurs zelf ook rijden of hebben gereden, want ervaring met dat gevoel is een voorwaarden om het bij anderen waar te kunnen nemen.





